Vanaf de rand van het bos keek ze naar het kleine huisje. De oudste zoon, Haderik, scharrelde rond het huis en verzamelde afgewaaide takken voor het haardvuur. Zijn jongere zusje hielp hem zo goed als ze kon. Binnen hoorde ze de een na jongste kwebbelen tegen haar moeder. De jongste hing op zijn moeders rug in een draagdoek.

Teta was bezig met het brood voor die dag. Ze hadden niet veel maar ook vandaag was er weer net genoeg om een brood te maken voor bij de soep die dag het gezin zou voeden. Haar man, Bouter, was naar de markt om daar zijn waar aan de man te brengen. Dat was een halve dag lopen heen en terug, dus hij zou niet voor donker thuis zijn,

Ermengard leunde tegen een boom. God wat hield ze veel van deze vrouw en haar kinderen. Ze waren al een levenlang samen. Al sinds hun ouders de huisjes naast elkaar aan de rand van het dorp bewoonden. Teta was toen 3 jaar oud. Ermengard.
Ze wist niet meer precies wanneer hun vriendschap was veranderd. Ze vermoedde al lang voordat zij 11 en 12 waren en Teta’s ouders met de smid en zijn vrouw spraken over het huwelijk van Teta en hun zoon Bouter.
Ze kon zich het moment heel helder voor de geest halen. Ze hadden samen gehuppeld, waarschijnlijk op weg naar de markt om hun vers geplukte appels te verkopen. Als altijd liepen ze hand in hand. Teta struikelde en viel en Ermengard werd mee getrokken in haar val en viel over Teta heen. Ze keken elkaar diep in de ogen, zoals ze wel vaker deden. Maar nu was het anders. Nu voelde Ermengard kriebels in haar onderbuik. En die waren niet van een opkomende giechelbui. Ze zag ook Teta’s blik veranderen. En voordat ze het wisten, hadden ze elkaar gekust. Toen hun lippen zich weer van elkaar los maakten keken ze elkaar weer aan. Vanaf dat moment hadden ze nooit meer anders naar elkaar gekeken dan op dat moment. Tot vorige week….

Ermengard wist dat er iets heel ingrijpend was veranderd, toen ze het kleine erf op liep van het huis dat Bouter en Teta bewoonden met hun, inmiddels vier, kinderen. En haar adem stokte in haar keel.
Ze durfde bijna niet naar binnen te gaan, omdat ze bang was voor de eerste woorden die Teta tegen haar zou gaan uitspreken.
Precies die dag, een week geleden… Ze hadden het heel fijn gehad samen. Zoals altijd. Een klein uurtje nadat Bouter naar de markt vertrok, waren ze weer samen in het kleine knusse huis. Teta had verse kamillethee voor hen beiden gemaakt en warme melk voor de kinderen. Haderik was met Bouter mee naar de markt. Dus ze waren alleen met de kleintjes.
Toen de thee op was, legden de beide vrouwen, de jongste kinderen in één van de bedden en wachtten samen tot de kinderen sliepen. Hand in hand, elkaar liefdevol aankijkend. Ze keken beiden uit naar deze dag. Marktdag. De dag dat ze ongestoord samen konden zijn.

Toen de kleintjes sliepen, liepen ze samen langzaam naar het andere grote bed en gingen zitten. Ermengard veegde een blonde krul uit het volle, ronde gezicht van Teta en langzaam kleedden ze elkaar uit. Ze kropen samen onder de nog warme dekens en keken elkaar aan. Het kijken ging langzaam over in liefdevol kussen en ze bedreven samen stil, langzaam en intens de liefde.
Het bed was heerlijk warm op die kille, herfstige dag. Dat maakte het makkelijk om even weg te dutten en dat gebeurde ook. Tot Teta wakker schrok. De jongste lag wat te kirren in het andere bed. Hij maakte aanstalten om te gaan huilen voor zijn volgende voeding.

Teta sprong uit bed en Ermengard was inmiddels ook wakker geschrokken. Ze kleedden zich snel aan en liepen samen naar de deur van het kleine huisje. In de deuropening keken ze elkaar aan. En weer verdwenen ze, als altijd, in elkaars ogen. “Je moet nu snel gaan!” zei Teta. “Ja, ik weet het”, zei Ermengard. “Konden we maar vaker en langer samen zijn en ook af en toe samen in slaap vallen”, zucht Ermengard en drukte nog een laatste, liefdevolle kus op Teta´s warme, volle lippen. Toen draaide ze zich om en keek recht in de ogen van de smidsknecht, die juist het pad op was gelopen. Hij had een groot wagenwiel bij zich, van Bouters wagen. Ermengard zag in de ogen van de knecht dat hij had gezien wat er tussen Teta en haar was. Ze had iets van een groet naar hem gemompeld en was langs hem het bos in gelopen. Snel naar haar eigen kleine huisje daar op de open plek midden in het bos.

De smidsknecht kwam het gerepareerde wagenwiel brengen voor Bouter. Hij was in het dorp gebleven, terwijl de smid mee was naar de markt. Bouter kon niet veel langer meer zonder het wiel en had de smid wat onder druk gezet. Teta wist daar niet van.

Dat was vorige week. Ermengard liep ook vandaag weer naar het huisje van Bouter en Teta. Haar benen waren zwaar. Haar gemoed nog zwaarder. Ze wist dat ook nu iedereen weer weg was naar de markt. Maar ze vroeg zich af of ze nog wel welkom was in het huisje. Bij de voordeur aangekomen zuchtte ze diep en opende de deur.
Teta stond achter de tafel het brooddeeg voor die dag te kneden. Haar ogen waren rood en gezwollen en op de linkerkant van haar gezicht was nog vaag de afdruk te zien van een blauwe plek. Ermengard kon wel raden wat er was gebeurt.
“Je moet gaan Ermengard!” zei Teta nog voordat Ermengard een stap naar binnen had kunnen zetten: “en je mag hier nooit meer komen!”
“Maar ik wil je niet kwijt. Ik kan niet zonder je Teta!” zei Ermengard. “We kunnen samen met de kinderen in mijn huisje in het bos gaan wonen. Het is niet groot, maar groot genoeg voor ons. We redden het wel samen. Jij en ik. Met de kinderen. Het land, de kippen en de geit en het geld dat mijn vader mij heeft nagelaten is meer dan genoeg voor ons samen en voor jouw kinderen!”.
Maar Teta keek haar niet eens aan. “Je moet gaan”, zei ze nog een keer. En Ermengard ging.

Teta kon het niet. Ze hield van niemand meer dan van Ermengard. Al haar hele leven lang. Maar ze kon het niet. Twee vrouwen samen. Het kon niet. Het mag niet. Het is niet goed. Ze zouden samen op de brandstapel belanden. Of aan een van de galgen net buiten het dorp. Bouter zou haar kinderen weg halen. Hij zou haar en Ermengard misschien wel doden. Ze kon het niet. Ze durfde het niet. Haar hart was gebroken. Toen ze opkeek van haar deeg zag ze nog net de gebogen schouders van Ermengard, die snikkend het tuinpaadje afliep.

Jaren later, de kinderen waren inmiddels bijna allemaal al het huis uit en hadden hun eigen gezinnetje, had Teta moed verzameld. Ze had Ermengard nooit meer gezien. Maar ze was haar nooit vergeten en huilde nog bijna elke avond zoute tranen om hun gemis. Ze wist, van de mensen in het dorp, dat ze nog altijd in het huisje op de open plek in het bos woonde. Ze dacht dat ze nu wel weer een keer bij haar durfde te gaan kijken. Ze hield nog steeds zielsveel van haar. Ze wikkelde een waterfles en een stuk koek in een doek en bond die om haar brede heupen en begon de wandeling naar het midden van het bos. Daar aangekomen zag ze het kleine huisje van Ermengard.
Er kwam rook uit de schoorsteen en het rook er naar gedroogde ham en vers gebakken brood.
De kippen renden protesterend voor haar voeten weg. De geit stond aan een stok in de tuin en keer naar haar, terwijl deze een stuk groen weg stond te kauwen. Ze liep naar het beestje toe en kroelde door het plukje haar bovenop de witte kop. Toen voelde ze, dat Ermengard achter haar stond en ze draaide zich om.
Ze keken elkaar in de ogen en…………

Wat denk jij? Hoe zou dit verhaal aflopen?
Het verhaal van de liefde tussen twee vrouwen.
In een tijd dat echt nog niet kon.
Vielen ze elkaar snikkend in de armen?
Of vroeg Ermengard aan Teta om van haar erf af te gaan en haar met rust te laten?
Ik laat het aan jouw fantasie om het verhaal af te maken.